Jeugd Siegfried Voost 1 - KLEINE HUISJES, een dorp in het Marnegebied in het noordwesten van Groningen.

gem. Het Hogeland
Ga naar de inhoud
Hierbij een gedeelte van mijn jeugdherinneringen op Kleine Huisjes door Siegfried Voost.
Op de eerste plaats prijs ik mij gelukkig dat ik op mijn leeftijd (89) nog zo veel uit mijn jeugd kan herinneren buiten WO2.

Mijn jeugdjaren van 1933 tot 1959
In onze kinderjaren heeft onze opa Ko (Arnoldus) Voost een belangrijke rol gespeeld, hij woonde met opoe Zwaantje naast ons.
Wij woonden op A102 tegenwoordig Dijksterweg 33. Zijn gezondheid was niet al te best, hij had hart en longproblemen, maar zo lang het kon kwam hij steevast elke middag na zijn middagdutje bij mooi weer, ons kleuters, mijn jongste broer en mij, ophalen om een wandelingetje te maken langs de tocht (afwateringssloot) richting de boerderij van Hendrik Halsema.
eendjesVanwege zijn gezondheid moest hij af en toe even blijven staan dan vertelde hij van de eend met kuikens die daar zwommen. Hij wist dat deze waren uitgebroed in een van de knotwilgen die langs onze tuin stonden, wij liepen nog even door tot de gracht van de boerderij daar zwom een waterhoentje met kuikens.
Van deze dingen kon hij intens genieten, hij heeft ons de liefde voor de natuur bijgebracht.
Helaas hebben wij hem eigenlijk maar kort meegemaakt in 1939 is hij overleden nog geen 45 jaar oud.

Deze tocht (afwateringsloot) had een belangrijke functie in onze omgeving, wat betreft de afwatering.
Een keer per jaar werd deze schoon gemaakt door Eppe Dijkstra uit Leens.
Tijdens zijn schaft at hij bij ons zijn meestal zijn boterham op, mijn moeder maakte voor hem dan koffie en als dank bracht hij af en toe een zak snoep voor ons mee. Voor ons brak dan de tijd om stekelbaarsjes te gaan vangen.
Pas veel later kwamen wij erachter dat dit het voedsel was voor de ijsvogeltjes, maar voor zover ik mij kan herinneren hebben wij deze toen nooit gezien.

De schooltijd vond ik niet erg interessant pas in de zesde klas begon het voor mij een beetje leuk te worden, bovenmeester Jagers (voor ons meester Job) had zo zijn eigen manier om de leerlingen te boeien dat sloeg bij mij aan. Het over zijn brilletje heen de klas inkijken was heel opvallend, hij zag alles en wat hem niet aanstond zoals een ander van het werk afhouden of kletsen met de buurman bestrafte hij met een streepje te noteren in een schrift welke op vrijdagmiddag tevoorschijn werd gehaald en iedereen te horen kreeg hoeveel streepjes je had opgelopen.
Minder dan vijf werden kwijtgescholden, maar vijf of meer dan was je aan de beurt.

Voor vijf streepjes kreeg je tien derdemachten te maken voor elke streepje meer kreeg je er vijf bij en maandag in de nieuwe week inleveren, er werd je een begingetal opgegeven van twee of drie cijfers, niet dat ik vaak straf had maar ik heb op die manier wel rekenen geleerd. Na de zesde klas kon je nog door leren in klas zeven en acht er werd meer tijd besteed aan wat na je schooltijd zou willen gaan doen er werd je opgedragen om ideeën op papier te zetten.

Oom Jans van Duinen uit Molenrij heeft voor toen mij een boekje meegenomen met de titel, Ken uw auto. Dit boekje heeft mij op het spoor gezet om automonteur te worden. Op mijn vijftiende kwam ik terecht bij een garage in Eenrum. Voor 2.50 in de week en oude fiets mocht ik aan het vak gaan snuffelen. Ik was de koning te rijk, om een vak te leren maar ontdekte ook hoe weinig aandacht er aan de opleiding werd besteed van poetsen en pompbediende werd je geen vakman.  Ik had mij voorgenomen hier wat aan te doen. Gaan leren diploma’s halen regelmatig van werkgever veranderen, tot ik uiteindelijk een baan kreeg als bedrijfsleermeester en daarna was de stap naar leraar autotechniek een logies gevolg. Ik had mijn doel bereikt. Aan de opleiding van jonge mensen die automonteur wilden worden heb ik veel plezier beleeft tot aan mijn pensioen.

Even terug naar de zomertijd.
De mooiste tijd was toch wel de zomer, de arbeiders die in de jaren dertig in hun roodbaaien hemden het koren op het veld moesten zichten met de hand, waren langzamerhand aan het verdwijnen zij maakten plaats voor de zichtmachines eerst getrokken door twee of drie paarden welke later weer werden vervangen door tractoren. Vooral voor mij was dit het tijdperk van de techniek, en voor de gezondheid arbeiders een zegen om verlost te zijn van het zware werk, menig arbeider is in die periode bezweken aan zonnesteek. Ook voor de bindsters van de met de hand gezichte schoven dat vaak door vrouwen van de arbeiders werd gedaan er braken toen rustiger tijden aan.

De zomertijd bracht ons ook veel ander vertier zoals vissen in het broekstermaar. Als de vis niet wilde bijten gingen de kleren uit en sprongen we het water in ons nakie zwembroeken hadden we niet en de onderbroek droogde niet snel genoeg om weer op tijd thuis te zijn. Mijn jongste broer trok eens zijn onderbroek binnenste buiten aan, dat heeft hij thuis bij onze moeder geweten, het was gelijk afgelopen met het zwemplezier. Niettemin hebben we daar wel iets op gevonden en zo kon het feest toch weer doorgaan uiteraard onder strenge geheimhouding.
Door oud dorpsbewoner Siegfried Voost.
Wordt vervolgd….

Bron: afbeeldingen www.
Terug naar de inhoud