Gevonden dagboek - KLEINE HUISJES, een dorp in het Marnegebied in het noordwesten van Groningen.

gem. Het Hogeland
Ga naar de inhoud
Het gevonden dagboek
Het indrukwekkende oorlogsverhaal uit een gevonden dagboek in een oud cabinet van de grootouders van Piet Stuive, Kleine Huisjes. Het betreft het gezin: Albert Stuive (Typograaf) en Geertruida van der Werf, kinderen: Jan, Wiebrand geboren in Houwerzijl op 16 november 1927 (vader van Piet), Klaas en Truus (aangenomen kind). Geertruida van de Werf heeft een dagboek bij gehouden (onregelmatig) tijdens de oorlog en later op 80jarige leeftijd aanvullingen gedaan van na de oorlog en herinneringen tijdens de oorlog.
druk op foto voor groter weergave
2de wereldoorlog, dagboek
De laatste jaren van de oorlog was Groningen een land van verzet, maar haast niet klein te krijgen. Wij met ons gezin, 4 kinderen, 3 al groot, die al wat ze niet wilden om voor Duitsers te werken, wat een moeite. Ja, dan ondervind je wat vrienden zijn en wat het gebed van velen een houvast is, niet te geloven wat je toen kon doen.
groningen scholtenshuis wo2Mijn man en vader van de kinderen werd gesnapt door NSB-soldaten, zogenaamde zwartrokken en natuurlijk de Duitsers, werd gepakt, moest weg, met de Duitsers, razzia’s.
En wat ze met de huiszoeking meer vonden. Wat een angst. Je wist niet wat er gebeuren ging, bleef gevangen in Groningen in het Scholtehuis, daar werd over de mensen geoordeeld.

Na heel wat weken moest ik ook naar Scholtenhuis komen met de eigenaar van de drukkerij waar mijn man werkte. Voorkomen, wat vreselijk, die angst voordat gerecht. De man van de drukkerij was er ook. Daar was iets wat ik niet begreep en nog dagelijks en nachten, dat vergeet je nooit en blijft je altijd bij. Hij zei tegen mij, als die heren binnenkomen moet je de hand opsteken en de Hitler groet brengen (dat was Heil Hitler). Hierna volgen een paar regels die niet te lezen zijn in het dagboek. Maar alles ging niet gemakkelijk, de winter, de kou, geen goede schoenen. Het gaaf veel problemen. Maar de verzetsgroep zorgde wel voor ons, bonnen en mijn broer zijn stukje grond met bonen en aardappels, een boer voor melk. Onze brandstof waren spoorbielzen, die sloegen de jongens op, op de zolder.
hongerwinter
Wat een angst, dichte en verduisterde kamers, en dan de razzia’s op straat, kogels die rondvlogen, wat was dit erg. Vader weg en ik alleen met de jongens en de onderduikers. Ik wist soms niet meer wat er zou komen. Met Kerst en Nieuwjaar werd alles snel minder, overal verraad, Duitsers en honger en die erge koude.
Maar ik dacht niet achteromkijken, voorwaarts moest je toch. Onze jongste is nog van school weggeweest, naar Drenthe, Zuidwolde, en heeft daar Difterie opgelopen en was erg zwak. We kregen van GGD extra bonkaarten en eieren, deze brachten ze zelf.
Februari 1945
Zijn we gesnapt, vermoedelijk dat een van die onderduikers is opgepakt met een razzia. Vermoedelijk verraden door Wiebe Leverman lid van LW. Bij huiszoekingen hebben ze niets gevonden, onze onderduikers kropen via de dakkapel naar de school naast ons, tot alles weer veilig was. Wat van die jongens zijn nog naar een schip gevlucht, met de hulp van een spoorwegman naar een treinwagon en midden in de nacht vertrokken naar hun woning in de? (Niet leesbaar) straat.

razzia's wo2Diezelfde nacht weer razzia’s, wat was dat erg. De straat afgezet, de achterkant van huis, de deur en de gang, alles over hoop, de kinderen bang en ik ook, maar niet in paniek. Op de deur van de kamer hing een papier, besmettelijke ziekte, niet binnen komen, dat is ons behoud geweest.
Want Wiebrand had papieren in zijn nachtbroek, stamkaarten, van ons heb ik bij het begin van razzia naar beneden gegooid. Ik wist niet dat daar ook Duitsers stonden, ik deur open, ze laten zakken net op tijd beneden (de jongens) en zo zijn ze ontsnap. Na uren gingen ze weg en moest ik ’s morgens in het Scholtenshuis komen, want in de brandgang hebben ze een van de jongens (Wieb) opgepakt, deze is later ontkomen, de NSB-er was gevallen. Wie ons heeft overvallen is een Groninger Scherstra? (Naam niet duidelijk leesbaar, ouders waren gereformeerd).
Hoe kunt u zoiets doen zei hij tegen mij bij die overval, wijzende op de tekst aan de muur.
Heb nog gezegd, en u dan, dat wat u doet nu? O, wat was ik moe en bang.

Maar toen ze weg waren, ‘s nachts, hebben mijn zoon Jan en ik nog heel wat kunnen redden uit huis, wat kleren van mijn man, en veel meer naar beneden gegooid en door de tuin naar de buren in een andere op zolder verstopt, bedden, dekens en kleren. Ben toen met de jongste weg gegaan na spertijd. Ik wist niet waarnaartoe, het was zo koud, na een paar uur ben ik naar een dominee gegaan, die kon niets voor ons doen en gingen we de straat weer op, bang voor achtervolging.

Hoe ik de bevrijding met de kinderen heb beleefd.
April 1945 was voor Groningen een in aller hevigheid terreur van de Duitsers, hevige branden en valse moord partyen. En angst voor je leven en die van man en kinderen. Grote angst voor wat er nog moet komen. Een brandende kazerne, knallende schoten en moordende Duitsers. Zo ben ik dan de morgen uit mijn onderduikadres met de jongste zoon Klaas door de stad geslopen want de Canadezen kwamen eraan, wij wisten niet wat, waar was. Mijn man zat nog in de gevangenis met zo velen anderen.
Een van de jongens (Wiebrand) van mij was gevlucht op een fiets zonder banden naar Exloërmond en ik wist niet of hij er was. Van een van de kinderen wist ik ook niet waar? Een was er (Jan) in Helpman, bij een melkboer ondergedoken. De jongste die difterie had gehad en erg zwak was, was toen enigste die ik bij mij had.
Montgomery
In de voormiddag rond 11 uur kwam het geroep “DE CANADEZEN, DE CANADEZEN”!
Als eerste een wagen vol soldaten, de tweede ook en ging naast de eerste staan. Een derde wagen stopte bij Groningen Helpman, bij de brug voor het Sterrebos (kazernes) die in brand stond en bij de gevangenis die vol zat met vele Nederlanders en vrienden. (Allemaal branden om je toe). De middelste pantserwagen stopte net voor mij en mijn zoontje. Men vroeg in het Engels hoe het was in Groningen, ik zei toen “alles branden en angst” want ik kon geen goed Engels. Toen stapte ze uit de auto en een kwam op mij af en sloeg zijn armen om mij heen. Het was generaal Montgomery, de grote Montie, en van hem heb ik als eerste een kus gehad. Mijn zoontje en mij stevig tegen hem aan. Dat was bij de eerste brug, om door de Canadezen te worden bevrijd. Het was voor mij en mijn zoontje Klaas (11 jaar) een moment om nooit te vergeten.

anne van der woude wo2hendrik nic0laas werkanApril 1945
Er werden voor 10 april vele van de Parool en andere dingen gedrukt. Vele personen zijn door verraad opgepakt en gevangengezet. Op 10 april werden uit de gevangenis, waar nog 15 mensen van het verzet zaten, er 11* personen opgehaald, waarvan er 10 in de bossen van Bakkeveen werden gefusilleerd. Waar onder Anne van der Woude (het vulpenhuis) en de in Leens geboren drukker Hendrik Nicolaas Werkman.

Mijn man Albert Stuive heeft het er levend van afgebracht door een drukpers op zijn benen te laten vallen en zijn beide benen gebroken. En is daarna door de bewaker opgebracht, een goede agent van der No...?(naam niet goed leesbaar) heeft mij opgehaald en naar hem gebracht. Wat erg! Nooit heb ik de kinderen verteld dat hij zichzelf wou doden.

Ook de familie van de Woude, die ook zo zwaar waren werden getroffen, omdat die ook in de bossen van Bakkeveen vermoord werden. Waar mijn man vele maanden na de oorlog de zaak weer heeft helpen op te bouwen, (de man, zoon en broer door de Duitsers zijn dood geschoten). Heel later heeft Albert Stuive in Amsterdam met Johannes Jesse en zoon Jan Jesse, Nold Jesse en Ton Jesse tot vele jaren samen gewerkt en blijft onze liefde voor hun altijd bij ons.

Met de bevrijding in mei 1945 waren Klaas en ik nog op ons onderduikadres, ons eigen was wel weer leeg maar alles vernield, daar zijn al die maanden NSB’ers ingewoond. De moffen hebben nadat we gepakt waren alles leeggeroofd, wat een troep en ellende!
Maar van alle kanten, van het verzet en vrienden en huisgaas kregen wij het weer voor elkaar. We kregen direct van het Rode Kruis een groot pakket met lekkere dingen. Toen zij een buurman “heel wat” daar zit een luchtje aan, toch heb ik het pakket niet met hem gedeeld.

Een klein poosje na de bevrijding kwam er een militaire auto met heel veel heren in de straat en belde bij ons aan, en vroegen mij of ik nog weleens wat gehoord had van mijn zoon, ik zij van “niets”. Ik vroeg heel bang wat heeft: “wat heeft hij dan gedaan en welke zoon?”. Uw zoon Wiebrand zeiden ze. Nou zei ik, die zit in zijn kamer boven. Toen vlogen ze de trap en gingen naar de kamer: Wiebrand Stuive, bent u dat? Toen werden ze heel blij en hebben Wiebrand zijn stamkaart en bonkaarten laten zien die ze gevonden hadden. Deze vonden ze op een lijk van een NSB-er in het massagraf in Friesland (Kollumerland) waar de laatste slag is uit gevochten. We hebben deze spullen nooit teruggekregen, ook Wieb zijn kleren (die de NSB-er aan had), dit namen hun mee.
Nog vaak moest ik terugkomen bij de KP en deze wilde steeds weer horen dat Wiebrand niet de dode NSB-er was.

Ja, ook een tijd in de oorlog moest Wieb van de Duitsers loopgraven maken, waar weet ik niet meer. Hij kreeg een gewond been en moest thuisblijven. Een van die jongens die bij ons ondergedoken was werd ook ziek, dokter moest komen, wat gevaarlijk was, hij kwam wel, het was een goede. Sjors was een Belg(matroos) die had last van steenpuisten. Wieb zijn been werd helemaal ingepakt, beetje suiker in de wond (niet meer putjes graven).

Na de oorlog
Heel gauw werden onze overgebleven spullen van zolder gehaald (van die overvalnacht).
De bedden weer klaar en de jongens weer thuis. Daarna kregen we spoedig een ander groot huis in Groningen, in de Zuiderkerkstraat. Van het verzet kreeg ik wat geld en meubels, mijn broer kwam vaak vis, fruit en groente brengen.
Nou dit is de waarheid van ons leven. Wieb, Jan en allemaal hebben we veel voor Nederland gedaan, Klaas een luchtend voorbeeld, niet elkaar gered, door Klaas zijn gebed. Ik geloof dat de kinderen het veel sneller zijn vergeten dan ik zelf.
Want alle nachten achtervolgt je nog die ellende en dat na zovele jaren, maar je kunt het niet meer weg spoelen.

* Kunstmest- en veevoerhandelaar Harm Schurenga uit Enumatil, die plaatselijk OD-commandant was en onderduikers verzorgde, was een van de tien mannen. Hij wist zich echter los te wringen en toen de vrachtauto bij een scherpe bocht langzamer moest rijden, nam hij de benen. Ondanks een achtervolging en een zoektocht van anderhalf uur bleef hij uit handen van de Duitsers.
Piet Stuive, Kleine Huisjes
26-05-2009
Onder de preekstoel schuilen voor de bezetter
Met gevaar voor eigen leven hielden Gezinus Beens en zijn vrouw Grietje verschillende onderduikers uit handen van de Duitse bezetter. Hun inzet voor Joodse medeburgers en verzetsstrijders tijdens de Tweede Wereldoorlog werd dinsdag postuum bekroond met de Yad Vashem-medaille. Dochter Femmy Timmer-Beens ontving de hoogste Israëlische onderscheiding uit handen van de cultureel attaché van de Israëlische ambassade. De plechtigheid had plaats in de synagoge van Bourtange. Het Yad Vashem Instituut noemde de familie Beens „diepgelovige mensen, die zich uit overtuiging voor hun medemens hebben ingezet.”

Beens, slager van beroep en hulpkoster van de Gereformeerde Kerk in het Drentse Gasselternijveen, ving samen met zijn vrouw verschillende onderduikers op. Dochter Femmy: „Op 13 mei 1943 kwamen de eerste onderduikers. Neef Pieter Beens, die actief was in het verzet, en Jack de Lange, een Joodse jongen. Later kwam ook Wiebrand Stuive erbij.”

De familie Beens woonde naast de kerk. Bij onverwachte huiszoekingen of razzia’s in het dorp konden de onderduikers zich onder de preekstoel verschuilen. Met de Yad Vashemmedaille eert de staat Israël mensen die zelf niet-Joods zijn en die met inzet van hun eigen leven tijdens de Holocaust Joodse medeburgers probeerden te redden. Bron: www.reformatorischdagblad.nl
Aanvulling en samenstelling Jan Benes, Kleine Huisjes

Terug naar de inhoud